Het was een gure dag en het regende pijpenstelen. Langs de kant van de weg, vlak buiten het dorp, liep een man zonder regenjas of paraplu. Op zijn lange, grijze haren droeg hij een baseballpet die was versierd met zwart-wit-rood borduursel in de inheemse Tlingit-stijl. Hij was niet aan het liften, maar we stopten toch, want hij zag eruit alsof hij op weg was naar Five Mile. Dat is de Tlingit-nederzetting (‘The Reservation’) vijf mijl buiten het dorp – veel te ver om te lopen met dit slechte weer. Ja, hij wilde graag meerijden.
Het werd een bijzondere rit. De man vertelde allerlei verhalen. Over Five Mile, waar we van harte welkom waren, ook op het heilige strand. En over de omgeving. Waren wij al eens naar het eind van de Ruby Valley geweest? Nee? Daar heb je drie slapende vulkanen. Zo moet het einde van de wereld eruitzien. En als het daar regent en de zon door de wolken breekt, dan is het alsof de goden tegen je praten. Het is de mooiste plek op aarde.
Bij zijn huis aangekomen haalde de man een enorme zalm uit zijn vriezer, die hij ons cadeau deed. Weigeren had geen zin. En, zei hij, niet vergeten: snel eens naar Ruby Mountain gaan en dan doorrijden zover je kunt!
Dat lieten wij ons geen twee keer zeggen. Meteen de volgende dag gingen we op weg. Het is een uur rijden in de vallei van de Pine Creek, langs Surprise Lake en dan linksaf langs de Ruby Creek.
Pine Creek
Ruby Creek
Ruby Mountain
De vallei doet zijn naam eer aan: de beekbedding, de onverharde weg, de berghellingen: alles is er diep robijnrood.
Dit is het domein van de miners: benedenstrooms, waar de kreek in Surprise Lake uitmondt, wordt op industriële schaal goud gewonnen – een opengereten wonde in het landschap. Aan de andere kant van Ruby Mountain is lange tijd een zilvermijn geweest, die nu is verlaten. Het hogere gedeelte van de Ruby Valley is wat dat betreft nu rustig, maar er lopen wel allerlei onverharde wegen die in de jaren ’60 en ’70 zijn aangelegd door prospecters op zoek naar molybdeen. Naar verluidt zit er daar ruim 100 miljoen ton molybdeen in de grond, maar de winning is nooit van de grond gekomen: niet rendabel. De claim van destijds geldt nog wel; hetzelfde bedrijf is nu in de naburige Boulder Creek actief – en die ligt dan ook grotendeels overhoop. Hopelijk laten ze Ruby Creek voorlopig nog even met rust.
Hoe verder en hoger je komt, hoe slechter de weg wordt. In 2016 waren we al eens in deze vallei geweest, maar toen waren we omgekeerd bij een slagboom. Oh, gewoon de slagboom openmaken en verder rijden, was het nuchtere advies van onze lifter. De slagboom zit al sinds de jaren ’70 niet op slot en er kraait geen haan naar. Verder dus! Holderdebolder, tot je nauwelijks meer van een weg kunt spreken.
De lucht was grijs en er viel natte sneeuw. Recht voor ons zagen we een oude vulkaan opdoemen. En precies daarboven… scheurde opeens het wolkendek open en kwam de zon tevoorschijn. De natte sneeuw schitterde in het zonlicht. Wat een timing. Onze lifter had niets teveel gezegd… het was onaards mooi. De foto hieronder dekt nog niet één procent van de werkelijke pracht van dat moment.
Op de achterbank werd inmiddels zo luidruchtig geklierd, dat er maar één ding op zat: opsplitsen. Auto parkeren, de oudste met ma mee naar links, de jongste met pa mee naar rechts. Jelle, normaal gesproken met geen tien paarden mee te krijgen op een wandeling, had hoog op de helling een sneeuwveld gezien, en daar wilde hij naartoe. Prima! Een pad was er niet, dus dat werd klauteren.
Het sneeuwveld bleek een piepkleine hangende mini-gletsjer te zijn: onmiskenbaar meerjarig ijs, in een loodrechte, gelaagde muur met een sneeuwkapje erbovenop. We klommen erlangs tot we erboven uitkwamen, in een zadel dat schitterend uitzicht bood naar het Atlinmeer en zelfs naar de ijskap in Alaska.
En daar, precies op dat punt, vond Jelle een schitterend rendiergewei. Niet klein, verrot en afgekloven, maar groot, vers en puntgaaf. Ik heb nog niet vaak zo’n mooie gezien – en evenmin zo’n mooi voorbeeld van ‘een gat in de lucht springen’.
Daarna gingen we natuurlijk nog even onderaan het gletsjertje kijken…
Ondertussen aan de andere kant van de vallei:
~~~~
Inmiddels zijn we twee maanden verder en in de bergen ligt al een dik pak sneeuw. Hoe zou het nu zijn in de betoverende vallei? Hoog tijd om er weer eens te gaan kijken. Op de heenweg, langs de Surprise Lake Road, waren we net aan het klagen dat we hier nooit wildlife zagen toen we opeens een grote grizzly langs de weg zagen. Meneer (of mevrouw?) ging er schielijk vandoor, maar de prenten in de modder konden we nog even prachtig bekijken.
En ja hoor, de robijnrode vallei was nog even mooi – misschien zelfs nog mooier, met de besneeuwde hellingen.
We besloten niet helemaal door te rijden naar het eind van de weg, maar halverwege te parkeren om de flank van Ruby Mountain te beklimmen. Wie weet zelfs de top…?
Dat laatste bleek wat te ambitieus, omdat we steeds werden opgehouden door… wildlife!
Sneeuwhoenders in winterkleed
Kariboes, vijf in totaal – hier drie vrouwtjes en een mannetje
En, als klap op de vuurpijl – wie ‘m herkent mag het zeggen:
Een veelvraat! Die stond bij ons bovenaan het wensenlijstje – om óóit in ons leven eens te mogen zien, welteverstaan. Een veelvraat is zo’n beest dat niet alleen heel zeldzaam is, maar ook nog eens enorm schuw én enorm slim. Hij laat zich doorgaans nooit aan mensen zien. Ook hier had hij ons gemakkelijk kunnen ontgaan, ware het niet dat Teun valkenogen heeft als het op zulke dingen aankomt. Hij speurt voortdurend – bewust en onbewust – alle hellingen af, altijd op zoek naar iets afwijkends. In dit geval was dit een bewegend stipje op een besneeuwde graat, precies onder de top van Ruby Mountain!
Heel ver weg, vandaar de wat vage uitvergroting, maar onmiskenbaar. Hij liep naar rechts over de graat, beloerde ons nog even vanaf het hoogste punt, en volgde toen de graat aan de andere kant naar beneden. Zie het stipje hieronder op de top, in silhouet tegen de lucht…
Wij wilden proberen hem te ‘onderscheppen’ daar rechts onderaan die graat, maar de vogel was natuurlijk allang gevlogen. Die was waarschijnlijk binnen twee minuten afgedaald, over een stuk waar wijzelf een uur over gedaan zouden hebben… Het enige wat we nog aantroffen waren zijn kakelverse sporen.
Die volgden we een tijdje bergop – voor het uitzicht, maar ook gewoon, vanwege het gevoel in de voetsporen van een veelvraat te lopen. Op de plek waar hij nog geen tien minuten tevoren moet zijn geweest, in zijn vuistje lachend, met een omtrekkende beweging om ons heen. Daarna volgden we zijn sporen naar beneden. Met een hele grote boog – tot aan het begin van de graat. De cirkel was rond, we konden weg. Met een diepe zucht van genot. Want dit was toch wel weer een goddelijke dag, daar bij Ruby Mountain.
~~~~
Jelles spoor naast dat van de veelvraat.
De bergbeklimmer zelf staat op de graat.
Let op de wildpaadjes op de achtergrond!
Rechtsvoor de print van de wolverine…
Terugblik naar de top
Wildpaadjes in een stervormig patroon: ze leiden naar een mineraalhoudende rots
die de wilde schapen en kariboes als liksteen gebruiken.
Wolfsklauw naast de blaadjes van arctische dophei
Prachtig.
LikeLike
Werkelijk ongelooflijk mooi en zeldzaam!!! Die foto’s!!!!! En dat jullie dat met z:n viertjes mogen meemaken en beleven!!! Wat kun jij toch heerlijk schrijven!!!
Het Luus
LikeLike
Hier heb ik echt van genóten. Dank!
LikeLike